Ik ben opgegroeid in een christelijk gezin in Karachi, Pakistan, een bruisende havenstad met een sterke Britse invloed. We woonden in een wijk met veel christenen, gingen naar een christelijke bekende school; zelfs enkele premiers hebben daar gezeten. Ondanks het feit dat christenen vaak werden gezien als behorend tot de lagere kaste, ervaarden wij relatief weinig directe discriminatie. Maar we wisten wel: schoonmaakwerk, dat deden alleen christenen. Dat zat diepgeworteld in de samenleving.
Tot mijn vijftiende woonde ik in Pakistan, maar de roep van Europa klonk al in onze familie. Mijn grootvader was in de jaren ’70 al naar Duitsland vertrokken, en toen duidelijk werd dat in Nederland legalisatiemogelijkheden waren, reisde hij met drie vrienden naar Rotterdam. Daar kwam hij terecht bij een voorganger, dominee Lussenburg, die hem hielp aan een woning en een verblijfplaats. Doordat familieleden legaal verblijf kregen, konden ook wij naar Nederland komen. Vanuit deze eerste stap ontstond langzaam een gemeenschap en later ook een Pakistaanse kerk.
Op mijn vijftiende kwam ik in Nederland wonen. De overgang was groot, maar ik had lange tijd in een soort bubbel geleefd, dus de cultuurshock bleef beperkt. Ik zag het als een kans. Veel christelijke families uit Pakistan weken uit naar Europa, Canada of Australië voor veiligheid en toekomstperspectief – er waren veel spanningen, aanslagen en angst. Ik ontmoette mijn vrouw Nina op een bruiloft in Pakistan – daar hebben we voor elkaar gekozen. Liefde en familie zijn belangrijk in onze cultuur, en onze band is daar een mooi voorbeeld van.
Mijn opa vertrok ooit, zoals Mozes, met niets in zijn handen. Door Gods genade kon hij de weg voorbereiden. Nu woon ik hier, met een gevoel van diepe dankbaarheid. Ik ben inmiddels oudste in de ICF-Zuid-gemeente. Gebed is mijn levensader, een erfenis van mijn oma. Ze was ongeschoold, maar had een diep geloof. Ik hield meer van haar dan van wie dan ook. Zelfs toen ze arm was, gaf ze haar laatste brood weg.
In mijn werk probeer ik mijn geloof te laten zien. Mijn collega’s weten dat ik christen ben – ik deel open wat mij drijft. Mijn gebed? Dat heel mijn gezin het geloof uitleeft. Want ieder van ons heeft een gebied gekregen om tot zegen te zijn; dat is mijn missie.